Home Binnenstad Lezingen Excursies Publicaties Berichten Contact

Berichten

Holocaust Namenmonument weer in het beklaagdenbankje

Dinsdag boog de rechtbank zich opnieuw over het Holocaust Namenmonument dat het Nederlands Auschwitz Comité vanaf 2006 probeert te realiseren, vanaf 2016 in de Weesperstraat. De vergunning voor het oprichten van het monument is al verleend, maar de bouw kan niet beginnen vanwege een bezwaar- en beroepsprocedure van een groep omwonenden. Je moet maar durven: procederen tegen een monument dat de deportatie en moord op 102.000 Joden herdenkt, voor het merendeel Amsterdammers.

Als monumentenzorger en actievoerder voor het behoud van de Amsterdamse binnenstad ben ik hier in zoverre bij betrokken dat ik geacht word een mening te hebben over de vraag of het monument afbreuk doet aan het 'beschermd stadsgezicht'. In mijn mening is er bij deze ingreep van een aantasting van monumentale waarden geen enkele sprake. Eerder het tegendeel: de bedoelde locatie is door de oorlog en de naoorlogse stadsvernieling zodanig aangetast dat de komst van het monument op deze plek denkbaar is. Wat is er nog over van de specifieke karakteristieken en van de stedenbouwkundige structuur die beschermd dienen te worden? De drukke Weesperstraat was vóór de oorlog net zo smal als de Utrechtsestraat. Waar nu het plantsoen ligt stonden huizen. Het bouwblok aan de Weesperstraat was gesloten, de Hoftuin een besloten binnentuin. Het idee dat het zicht op de achtergevel van de Hermitage en de Hoftuin moet blijven bestaan, slaat in die zin nergens op. Het monument zal de Hoftuin een beetje zijn beslotenheid teruggeven. Dat is eerder een verbetering dan een verslechtering van de bestaande situatie. Bovendien bestaat er geen geschiktere locatie voor dit oorlogsmonument, op een plek waar Joden woonden. De komst van het monument versterkt de historische betekenis van het gebied omdat het de locatie meer duiding geeft.

De bewoners die bezwaar en beroep hebben aangetekend denken daar anders over. Er werd gesteld dat het monument te groot is voor de plek en ook dat de bewoners geen uitzicht meer hebben. Maar er werd vooral en veel gesproken over de te verwachten verkeersdrukte, meer fijnstof in de lucht, het monument als obstakel voor voetgangers, e.d., kortom diverse en vaak vergezochte nadelen die de bewoners zouden ondervinden.
Ook bleek men nagedacht te hebben over de betekenis en de inhoud van het monument zelf. Advocaat Blomberg verklaarde dat het monument vooral als een probleem wordt gezien omdat het nadrukkelijk zou zijn bedoeld als een 'open wond in de stad', als een aanklacht tegen wat Joden is aangedaan. Daarom is het monument 'ontregelend', zelfs 'confronterend' voor de bewoners. "Ze kunnen het niet ontlopen."

Gelukkig was er een oplossing. Eén van de bewoners had een alternatief plan ontwikkeld om het monument ondergronds aan te leggen, namelijk onder het Mr. Visserplein. Dat voorstel was niet eens serieus door de gemeente overwogen! Dit was het moment waarop Jacques Grishaver, voorzitter van het Auschwitz Comité, intervenieerde met de woorden: "Wij laten ons niet nogmaals onder de grond stoppen". Als dit allemaal niet zo treurig was, zou je hierom kunnen lachen.

Ik moet zeggen dat het argument van het te veel in het blikveld vallen van een monument over een gebeurtenis die zo ingrijpend was voor onze stad, mij persoonlijk toch wel schokte. Veel Amsterdammers keken de andere kant op toen de Joden uit hun stad werden weggevoerd, maar deze bewoners, die nota bene wonen in Joodse huizen, willen hier niet aan worden herinnerd.
Geeft dat niet des te meer aan dat Grishaver gelijk had toen hij zei dat het nodig is dat er 75 jaar na de oorlog nu eindelijk in Amsterdam een niet te vermijden, groots gedenkteken komt waarmee we de geschiedenis levend houden, en als land laten zien: dit nooit weer?

Gepubliceerd als gastopinie in het NIW, jaargang 154, nr. 34 (7 juni 2019/4 siewan 5779)

(7 juni 2019)

[Over deze website]   [Contact opnemen]   [Inloggen]