Home Binnenstad Objecten Afbeeldingen Berichten Contact

Neostijlen

Onder deze wat verouderde term verstaan wij een aantal bouwstijlen die vooral in de 19de eeuw werden toegepast en die teruggrijpen op historische bouwstijlen uit het verleden. Het is daarbij mogelijk dat één historische bouwstijl werd nagebootst, zoals de gotiek of de renaissance, maar het was ook mogelijk dat in één gebouw verschillende stijlen op 'eclectische wijze' werden gecombineerd. Veel auteurs noemen de neostijlen een terugval en onderbreking in de ontwikkeling van de moderne architectuur, maar anderen zien de historiserende stromingen van de 19de eeuw juist als het begin van de moderne architectuur. Men is zich immers bewust van begrippen als tijd, cultuur, stijl, e.d. Door het ontstaan van dat tijdbesef kan men zich verplaatsen in een andere tijd.

De volgende neostijlen kunnen worden onderscheiden:

  • Neoclassicisme of Neo-Grec (1815-1845). De Neo-Grec is een overgangsstijl van het neoclassicisme van de late 18de eeuw naar de neostijlen van de 19de eeuw. De stijl wordt gekenmerkt door een klassieke vormentaal met zuilen, architraven en frontons.
  • Neo-gotiek (1830-1920). Deze bouwstijl werd vooral bij kerken toegepast. Kenmerkend zijn spitsbogen, boogfriezen, pinakels, drie- en vierpasvormen, e.d.
  • Willem II-gotiek (1830-1860). De door koning Willem II gepropageerde gotiek heeft als kenmerk dat de gotische vormen op decoratieve wijze worden toegepast met gips en pleisterwerk.
  • Eclecticisme (1850-1880). In het eclecticisme worden verschillende historische stijlen gecombineerd tot een nieuw geheel.
  • Neo-stijlen (1880-1900). De neo-stijlen, in enge zin, grijpen terug op een specifieke bouwstijl uit het verleden. Het meest gebruikelijk was de neo-renaissance, die teruggrijpt op de Hollandse renaissance-stijl van de vroege 17de eeuw. Kenmerkend zijn trapgevels, speklagen, blokken en kruiskozijnen. In deze 'Oud-Hollandse stijl' herleeft de architectuur van de Gouden Eeuw. Maar ook de Franse of Italiaanse renaissance diende soms als inspiratiebron. Andere neo-stijlen zijn neo-gotiek, neo-romaans of neo-barok.
Befaamde bouwmeesters uit die dagen waren P.J.H. Cuypers en A.L. van Gendt, architecten van typische neogebouwen als het Rijksmuseum, het Centraal Station en het Concertgebouw. H.P. Berlage debuteerde met eclectische ontwerpen, maar leverde rond 1900 baanbrekend werk met de Beurs van Berlage, een toonbeeld van eerlijk en zichtbaar gebruik van bouwmaterialen als baksteen, natuursteen en staal. Zijn gebouwen markeren de overgang naar de moderne architectuur van de 20ste eeuw.

[Voorbeelden]

Zie ook deze introductietekst:

Laatste wijziging: februari 2021

[Over deze website]   [Contact opnemen]   [Inloggen]